Nieuwe attractie in Evoluon

SENSTER

Een 'menselijk' kunstwerk

Het Evoluon in Eindhoven is een belangrijke attractie rijker: de Senster. Zoals de naam Evoluon (afgeleid van evolutie) al zegt is het niet meer dan normaal dat in deze tentoonstelling voortdurend nieuwe elementen verschijnen. Maar de Senster is iets heel bijzonders. Vandaar dat we er op deze pagina enkele regels aan wijden. Wat is de Senster? Het is moeilijk een definitie van het apparaat te geven, omdat het met niets wat ons bekend is kan worden vergeleken. Het is een kunstwerk, dat is zeker. Het bijzondere ervan is dat het reageert op de mensen die het bewonderen.

Ook in dit geval zegt de naam al wat: Het Engelse woord 'sense' betekent: zintuig. De Senster is uitgerust met zintuigen met behulp waarvan hij informatie opdoet over zijn omgeving. Daardoor is hij in staat te reageren op de omstanders. Hij kan iemand nieuwsgierig volgen, je kunt hem lokken door zachte geluiden te produceren. Hij schrikt wanneer je hem plotseling hard toeschreeuwt. De Senster laat ons niet alleen zien wat er met een combinatie van kunst en geraffineerde techniek te bereiken is. Hij geeft ons ook zicht op de mensen die met hem in contact treden. Want de mensen voelen zich onweerstaanbaar tot hem aangetrokken, omdat hij zo menselijk reageert. Dat proces op zich is de moeite van het bekijken. waard.

Als de Senster stilstaat mist hij alles wat een kunstwerk aantrekkelijk kan maken. Hij heeft geen direct herkenbare vorm. Zijn ingewikkelde binnenste is niet afgedekt met een fraaie bekleding. Hij is een onoverzichtelijke bundeling van buisconstructies, draden, oliedrukleidingen en drukcilinders. Maar als hij in actie komt wordt zijn wezen duidelijk: hij is beweging. En vooral: menselijke beweging. Hij heeft dus niets van de bekende mechanische bewegingen die je in elke fabriek kunt gadeslaan.

De Senster markeert een duidelijk nieuwe ontwikkeling in de plastische kunst. Een beeld was vroeger - haast vanzelfsprekend - een star ding, dat mogelijk een mens uitbeeldde, maar verder weinig met hem gemeen had. Daarna kwamen de mobiles, de bewegende kunstwerken, die zowel qua vorm als qua telkens herhaalde beweging wisten te boeien. Bij de Senster is de beweging alles, de vorm niets. En het mooie is: de beweging is even onvoorspelbaar als die van een mens.

De in Londen wonende en in Polen geboren kunstenaar Edward Ignatowitsj is de schepper van de Senster. Hij is een van de weinige kunstenaars die ook op het gebied van de techniek (zoals elektronica) kunnen meepraten. Bij zijn ontwerp van het beweegbare deel van de Senster ging hij uit van een kreeftepoot. Het bleek dat zo'n poot zes geledingen heeft, die alle op eenvoudige scharnierwerking berusten. Maar de assen waarom de geledingen draaien, staan onderling in een zodanige positie dat er geen grotere 'bewegings­vrijheid' denkbaar is dan die van de kreeftepoot.

In de Sensterhals vinden we de zes geledingen, verbonden door scharnieren ­ zoals in de kreeftepoot· - terug. Een hydraulisch systeem levert de krachten voor de bewegingen van de 'nek', die aan drie starre 'poten' is bevestigd. Het hydraulisch systeem wordt bestuurd via een computer. Die computer op zijn beurt krijgt zijn informatie via de zintuigen van de Senster: vier microfoons en twee kleine radarantenne's die aan het uiteinde van de nek bevestigd zijn. Via de microfoons reageert de Senster op geluiden, via de radarantennes op beweging. De snelheid waarmee de computer de informatie verwerkt en de bevelen geeft aan de bewegingssystemen is zo groot dat het lijkt of de Senster onmiddellijk reageert. En toch moeten voor elke bewegingsopdracht zo'n 150000 rekenkundige bewerkingen worden uitgevoerd!

Afgezien van dit alles is het programma van de computer zodanig gemaakt dat de bewegingen van de Senser ook nog beinvloed worden door zijn kort geleden opgedane ervaringen. Als je dus twee keer 'boe' roept, schrikt hij de tweede keer minder dan de eerste. En als je blijft 'zeuren' krijgt hij er genoeg van en gaat eens ergens anders 'kijken'. Enfin, het gedrag van de Senster is niet in woorden weer te geven. Je moet het zien. En dan vooral ook eens letten op de omstanders die zich soms nog vreemder (gaan) gedragen dan het apparaat zelf.

P. S.

De Jonge Onderzoeker nummer 8, december 1971